zaterdag 6 februari 2016

Godsgeschenk

Hilda wist nog precies hoe ze zich gevoeld had die ene dag, zeventig jaar, twee maanden en vijf dagen geleden. In al die jaren was het Centraal Station onherkenbaar veranderd, maar met haar ogen dicht klonken de geluiden nog net als toen. Te luid, te druk, te overweldigend. De stationsklok gaf aan dat ze nu al drie uur op dit bankje zat, met haar handtas stijf tegen zich aangedrukt. Een ware beproeving, maar ze was vastberaden te slagen in haar missie. Kou trok dwars door haar platte schoenen omhoog tot aan haar versleten knieën. Bijna had ze het opgegeven, maar toen was  ineens de gesluierde vrouw naast haar komen zitten, duidelijk te vermoeid om haar drie kinderen nog te vermaken. De vrouw leek uitgeput en had dezelfde lege blik in haar ogen als Hilda bij de stroom vluchtelingen op televisie had gezien. Neergestreken in een onbegrepen land. Erger nog vond ze de apathische houding van de kindjes. Het jongste kind, vast niet ouder dan vier, liet zijn knuffel  op de grond vallen zonder het nog een blik waardig te gunnen. Wat hadden zijn donkere ogen tijdens de tocht gezien? En op welk moment had hij zijn kind-zijn achter zich gelaten?

Zij wist háár moment nog precies. Het was hier geweest, op dit perron. Herinneringen vochten zich een weg omhoog en even was ze weer de kleine Hilda. De te grote winterjas kriebelde vervelend onder haar kin en het lukte maar niet om de houtje-touwtje knoopjes los te maken met haar kleine vingers.  Aan haar moeder durfde ze het niet te vragen. Die praatte tegen een meneer in uniform en wees daarbij steeds naar de wachtende trein. De man leek erg boos te zijn en praatte in een taal die Hilda niet kon verstaan.  Ze snapte niet wat haar moeder fout had gedaan. Waarom duurde het zo lang? En moesten zij er echt nog bij in die overvolle, houten wagon? Ze hield haar pop Liesje stevig tegen zich aangeklemd, daarmee de gele ster bedekkend, ook al mocht dat niet van haar moeder. Plots werd ze door haar moeder meegetrokken naar het einde van het perron. Daar stond een mevrouw die ze niet kende, maar die haar moeder zachtjes toeknikte. Moeder gaf Hilda een kus op haar hoofd en verdween in de mensenmassa. Haar alleen achterlatend bij iemand die ze Oma Bakker moest noemen. Een Godsgeschenk, die vrouw. Maar dat begreep ze jaren later pas.

Er werd ineens aan haar arm getrokken. Voor haar stond het jongetje. Zijn moeder knikte en legde zijn handje in die van haar. Dit was het moment. Met stramme vingers opende ze de handtas en liet pop Liesje eruit omhoog dansen. Even twinkelden de ogen van het arme kind. Een bevestiging van haar plan, ze ging het juiste doen. Hier, na al die jaren, werd zij een Oma Bakker. Moeizaam stond ze op, pakte de hand van de jongen en geleidde hem in de richting van de uitgang.